Tips ter voorkoming van papierstoringen
Controleer of de papierbaan vrij is.
Gebruik geen beschadigd, gekruld of gekreukeld afdrukmateriaal. Wij raden u af
om gegaufreerd papier of papier met uitsparingen, perforaties of een ruwe textuur
te gebruiken.
Om te verzekeren dat het afdrukmateriaal juist in de printer wordt ingevoerd, mag u
slechts één soort afdrukmateriaal tegelijk in de invoerlade of de handinvoeren gebruiken.
Controleer of het afdrukmateriaal juist is geladen Zie
"Afdrukmateriaal in invoerlade laden"
.
Laad afdrukmateriaal in de invoerlade of de handinvoer aan de voorkant, met de
afdrukzijde naar boven en met de rechterrand van het afdrukmateriaal tegen de
rechterrand van de lade of de invoersleuf. Zorg dat de papierbreedtegeleider en
het ladeverlengstuk tegen de randen van het afdrukmateriaal zijn geplaatst. Laad
afdrukmateriaal in de handinvoer aan de achterkant, met de afdrukzijde naar boven.
Steek uw handen niet in de printer als de printer aanstaat en de inktpatroonwagen is vastgelopen.
6-8
NLWW
Laad maximaal 150 vellen papier of 15 enveloppen of een stapel afdrukmateriaal die niet
hoger is dan de papierbreedtegeleider, in de invoerlade. Laad niet meer 10 vellen papier
in de handinvoer aan de voorkant. Laad de vellen een voor een in de handinvoer aan
de achterkant.
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties voor soort, formaat en
gewicht vermeld in
"Afdrukmateriaal selecteren"
. Dit gedeelte bevat ook tips en richtlijnen
over aanbevolen afdrukmateriaal.
NLWW
6-9